Door
haar leegstand en
verval laat Leipzig op een spookachtige manier
de geschiedenis van de DDR zien. Een Trabantfabriek, eens de trots van
de Oost-Duitse industrie, is nu overgeleverd aan zwervers
en… fotografen.
Tekst/fotografie: Frank Wiersema Al bij aankomst op Leipzig Hauptbahnhof valt het op. Deze stad, de pompeuze parel van Oost Duitsland, is leeg. De enorme stationshal is een indrukwekkend staaltje DDR-architectuur met een slordige vijfentwintig sporen. Er vertrekken echter maar weinig treinen, waardoor het station veel te groot is en zodoende leeg oogt. Het centrum is nog altijd oogstrelend. Een veelzijdigheid aan winkels en restaurantjes in prachtige laat negentiende, vroeg twintigste-eeuwse panden geven een heerlijke stadswandeling. Mijn hotel ligt even buiten het centrum, bij een treinstation met de tot de verbeelding sprekende naam Industriegelände West. Wanneer je vanuit het centrum naar buiten reist, valt het op dat steeds meer panden leeg lijken te staan. De soms volledig verpauperde fin de siècle architectuur ademt nostalgie uit. Een taxichauffeur weet mij te vertellen dat Leipzig ongeveer twintig procent leegstand kent. Mijn hotel ligt omringd door industrie, maar geen van deze fabrieken lijkt nog in bedrijf. Onze taxichauffeur koppelt dit aan de nasleep van de hereniging. Na de val van de Muur trok iedereen weg uit Oost Duitsland om het geluk op te zoeken in het rijke westen. De overproductie van de DDR (de bekende truc om de burger ten koste van de staatskas aan het werk te houden) werd tot een einde gebracht, waardoor vele fabrieken moesten sluiten. Leipzig laat hiermee op een wat troosteloze manier haar geschiedenis zien. Overal in het straatbeeld is het duidelijk dat dit een rijke stad, of in elk geval het visitekaartje van Oost Duitsland was. De vele fabrieken zijn nu verlaten, zonder dat de moeite is genomen om ze af te breken. Ze geven het straatbeeld een haast spookachtig karakter. Omdat ik een zwak heb voor leegstaande gebouwen, is de buurt van ons hotel voor mij een paradijs. Met camera op zak waag ik me in de eerste de beste fabriek. Ik ben niet de enige die zich een weg naar binnen heeft gewurmd: één van de eerste dingen die ik binnen zie is een zwerver die ligt te slapen. Ik kan het toch niet laten verder te kijken. Van binnen is de fabriek volledig naar de vernieling en er is weinig meer van zijn vroegere functie terug te herkennen. De achtergebleven machines die al bijna twintig jaar staan weg te roesten laten wat dat betreft ook weinig los. Pas als ik een stapeltje etiketten zie liggen, krijg ik in de gaten waar ik ben: Kolben für Trabant, dit is een oude Trabant fabriek! Het had haast niet treffender gekund. De fabriek van de trotse Trabant, het symbool voor de Oost Duitse industrie, ligt hier in totale staat van verval. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|